Een beschermingsproject voor zeldzame padden en uilen in de StädteRegion Aachen
Geelbuikvuurpad, rugstreeppad en vroedmeesterpad
Zeldzaam - bedreigd - het beschermen waard
Geelbuikvuurpad, rugstreeppad en vroedmeesterpad zijn pioniersoorten
Amfibiesoorten die een dynamische habitat nodig hebben met constant nieuwe poelen, open gebieden en losse, zanderige steenachtige brokstukken of bodems worden pioniersoorten genoemd en beschrijven hun leefgebied als een pioniershabitat. Deze omvatten de amfibiesoorten geelbuikvuurpad en rugstreeppad. Ze koloniseren, vanwege hun speciale eisen aan het leefgebied, gebieden waar binnenlandse grondstoffen worden gewonnen, zoals grindgroeven, zandwinningsgebieden en steengroeven. De vroedmeesterpad heeft vergelijkbare claims en wordt daarom vaak samen met de rugstreeppad en geelbuikvuurpad aangetroffen.
De industrie in de StädteRegion Aachen bevordert de doelsoorten
Een groot deel van de populaties geelbuikpad, kruispad en verloskundige padden leeft ook in habitats die zijn ontstaan door commerciële en industriële activiteiten in de StädteRegion Aachen. Er zijn mijnstortplaatsen voor kolenwinning zoals de natuurreservaten van de Noppenberg en de Carl-Alexander-stortplaats, tal van actieve en voormalige kalksteengroeven in Stolberg, maar ook afvalhopen van ertswinning en metaalverwerking, evenals losse rotsafgravingen zoals grind en zandbakken. Habitats voor de doelsoorten ontstonden bovendien door militaire trainingsactiviteiten zoals in het FFH-gebied Münsterbusch, Münsterbachtal of het FFH-gebied Schlangenberg.
Storen is noodzakelijk
Vanwege het grote aantal en de nauwe netwerken van deze secundaire habitats in de StädteRegion Aachen , zijn de doelsoorten tot op de dag van vandaag in de projectregio gebleven. In de afgelopen decennia hebben de structurele veranderingen in de regionale industrie en de afname van militaire oefenterreinen echter geleid tot een aanzienlijk verlies van geschikte habitats voor de pioniersoorten en dus ook hier een aanhoudende afname van de populatiegrootte. Omdat pioniersoorten afhankelijk zijn van het feit dat er voortdurend nieuwe watermassa's ontstaan die onbewoond zijn door roofdieren en dat het open karakter van hun leefgebieden door mensen in stand wordt gehouden, hetzij door gebruik of door onderhoudsmaatregelen, vooral omdat hun natuurlijke leefomgeving, dynamische rivier- en beekweiden, bijna zijn verdwenen.
Een gebrek aan menselijk ingrijpen zou ertoe leiden dat poelen verdwijnen of worden ingenomen door concurrenten of roofdieren, en dat struiken en uiteindelijk bomen de landhabitat van de amfibieën overnemen. De tijdelijke plassen en wielsporen die belangrijk zijn voor de rugstreeppad en de geelbuikvuurpad verdwijnen snel onbenut omdat de noodzakelijke verdichting ontbreekt.
Intensieve inspanningen van natuurbehoud (staatsnatuurbehoud, natuurbeschermingsverenigingen, biologisch station) hebben de achteruitgang van doelsoorten in de projectregio vertraagd, maar tal van de toen aanwezige soorten bestaan niet meer en die die er nog zijn, verkeren in een slechte of onvoldoende staat.
Welke habitats hebben de pioniersoorten nodig?
Voor de bescherming van de soort is het belangrijk dat alle subhabitats, de wateren en de habitat op het land, geschikt zijn voor de dieren. Op het land zijn geschikte schuilplaatsen en overwinteringsmogelijkheden belangrijk, maar ook voldoende mogelijkheden om prooi te maken.
Leven in het water en op het land
Bijna alle amfibieën hebben water nodig om hun broed of larven daar af te zetten. De larven - bij kikkers kikkervisjes genoemd - leven uitsluitend in water totdat ze zijn getransformeerd en door hun kieuwen ademen. In het geval van de kikkers - waaronder kikkers, padden en vuurbuikpadden - veranderen de larven in landwezens die door hun longen ademen en afwisselend lang in het water blijven. Geelbuikvuurpadden zijn in de zomer vaak te vinden in plassen en poelen, niet alleen 's nachts maar ook overdag. Volwassen rugstreeppadden komen alleen naar het water om te paren. Bij de vroedmeesterpad zoeken alleen mannetjes een watermassa op om hun larven daar af te zetten. Zelfs het paren vindt aan land plaats.
Het landleven van de volwassenen
De volwassen rugstreeppad en de vroedmeesterpad leven op het land. Vanwege hun doorlatende huid moeten ze zichzelf, gedurende de dag, beschermen tegen uitdroging. Ze zijn dan ook vooral 's nachts actief. In de schemering komen ze uit hun schuilplaatsen om voedsel te zoeken of om te paren. Overdag kruipen ze in spleten, blijven onder stenen of dood hout of graven in zand-grindachtige grond. De vroedmeesterpad geeft de voorkeur aan zonovergoten oevers, puinhopen of losse steenafzettingen vlakbij het water. Geelbuikvuurpadden houden ervan om zelfs overdag in het water te blijven. Als deze uitdrogen, trekken ze zich ook terug in vochtige schuilplaatsen.
De koudbloedige dieren overleven de winter in vorstvrije schuilplaatsen. Ze gebruiken een klein zoogdierhol, de spleten in steenhopen, kruipen onder dood hout, bladeren en wortels of graven diep in zandgrond.
Wat voor de neus loopt, wordt opgegeten
Padden en vuurbuikpadden voeden zich met allerlei kleine dieren, alles wat beweegt en overweldigd kan worden, dient als voedsel. Dit kunnen wormen, slakken, insecten en spinnen zijn. De kikkervisjes voeden zich daarentegen met algen, dode dieren en ander dood organisch materiaal.
Weitere Informationen zu den drei Amphibienarten
finden Sie auf dieser Webseiten: